“Een goedkoop voedselbeleid zorgt nooit voor een goed voedselbeleid”

Joel Salatin, de meest invloedrijke boer van Amerika, komt op 20 april 2018 naar Nederland voor een tweedaagse masterclass.

Netwerk Platteland sprak met deze visionair in natuurlijk boeren en vroeg hem onder andere naar zijn kijk op innovatie in de landbouw.

Omdat hij een spraakmakende spreker is over de toekomst van de landbouw en het platteland, waren wij nieuwsgierig naar zijn opvattingen. Het is aan de lezer om daarover een oordeel te vellen.

Onderaan het bericht kunt u reageren. Over enkele weken zullen we aandacht besteden aan deze reacties.

Wat is uw beeld bij innovatie in de landbouw in Amerika?

“Zoals in elke sector van de economie zijn er op het gebied van innovatie verschillende stromingen. Een groep die liever vasthoudt aan de huidige structuren, een groep bollebozen die zich bezig houden met de grenzen van innovatie en een groep die bezig is met onwenselijke innovaties, zoals bijvoorbeeld genetische manipulatie en nanotechnologie.

Ik zie het niet als verschil in innovatie, maar als verschil in filosofie. De ene groep ziet leven namelijk fundamenteel als mechanismen en de andere als biologisch. De innovaties van deze laatste groep bootsen het natuurlijke gedrag na.

De bio-industrie is innovatief met hun stallen, maar ook de boer die drie keer zoveel voer krijgt van zijn grasland met elektronische omheiningen is dat. De ene houdt geen rekening met het natuurlijk gedrag van dieren en de andere simuleert het natuurlijke gedrag. Beide zijn dus innovatief, maar ze gaan verschillende kanten op.”

Hoe kunnen we de switch maken van zo goedkoop en zo veel mogelijk produceren naar een productie die rekening houdt met onderwerpen als biodiversiteit en duurzaamheid?

“Een goedkoop voedselbeleid zorgt nooit voor een goed voedselbeleid. Het probleem is nu dat markten geen onderscheid maken in kwaliteit van producten. Melk is melk en tomaten zijn tomaten. Maar in het echt kun je belangrijke verschillen zien in de kwaliteit van de producten.

Het is aan de consument om uiteindelijk te bepalen wat de beste prijs-kwaliteit verhouding is. Zolang de consument het goedkoopste wil, zal hij niet het beste krijgen.”

Wat vindt u van regionale voedselsystemen, de zogenoemde ‘korte ketens’?

“Ik ben een groot voorstander van lokale voedselsystemen. Niet elke regio kan natuurlijk alles zelf produceren. In Nederland kun je bijvoorbeeld geen bananen of ananas kweken. 

Ik ben ook zeker niet tegen handel. Maar als ik een voorbeeld mag geven: je ziet dat president Trump niet wil dat de productie van staal en aluminium buiten de US gebeurt. Hij noemt dit zelfs een nationaal veiligheidsissue.

Er zou bij voedsel ook zo naar gekeken moeten worden, want lokale productie zorgt voor veerkracht binnen de gemeenschap. Als je je als land concentreert op het voeden van de eigen bevolking, in plaats van afhankelijk te zijn van import, geeft dat een stukje nationale veiligheid.”

Is er in Amerika ook een kloof tussen boer en burger?

"De kloof boer-burger is in Amerika misschien nog wel groter. Dat is de reden dat in Amerika bij veel grote boerderijen 'verboden toegang'-borden staan. Boeren hebben altijd geproduceerd wat de consument wil. Betaalbaar voedsel als men betaalbaar voedsel wilde en goed voedselmals de consument goed voedsel wilde.

Op onze boerderij richten we ons op die consumenten die op de boerderij willen kunnen kijken en een weerzin hebben tegen de bio-industrie, genetisch gemodificeerd voedsel en de gevaren van pesticiden. Consumenten die op zoek zijn naar alternatieven dus.

Onze boerderij draait op de mensen die een connectie willen en die graag geïnformeerd willen worden over de manier van voedselproductie. Je kunt geen op integriteit gebaseerd voedselsysteem hebben, zolang er geen interesse is vanuit de consument.

Er is geen enkele sector die verantwoordelijk en integer is, als de kopers niet geïnteresseerd zijn in hoe de sector werkt. Uiteindelijk is het dichten van de kloof dus aan de consument door interesse te tonen voor hoe de boer werkt. Direct contact tussen de producent en de consument is daarom belangrijk.”

Is er in Amerika ook een roep om over te gaan op meer plantaardige eiwitten in plaats van dierlijke eiwitten?

“Er is in Amerika inderdaad ook een groeiende beweging om minder vlees te eten.”

Denkt u dat nodig is voor de wereld om over te stappen op plantaardige eiwitten in plaats van dierlijke?

“Als je kijkt naar bijvoorbeeld problemen met mest, dan komt dat voornamelijk door de manier waarop dieren gehouden worden in de bioindustrie. Het is anders als je dieren houdt op een natuurlijke manier, waarbij ze buiten lopen en men rekening houdt met het aantal dieren per oppervlakte.

In de VS is het meer een lokaal probleem en kan de hoeveelheid mest ook lokaal verwerkt worden, meer circulair. Nederland is naar mijn idee een ‘septic tank’ aan het worden.

Bij mijn laatste bezoek aan Nederland hoorde ik dat er een initiatief is waarbij gedroogde mest geëxporteerd wordt op de schepen, die sojabonen uit Zuid-Amerika hebben aangevoerd. Dat kan toch nooit goed zijn voor het milieu? Hoe kan dat op de lange termijn economisch en ecologisch duurzaam zijn? Dat is onmogelijk!”

Het belang van de bodem wordt steeds duidelijker. Hoe kunnen we zorgen dat nog meer mensen het belang van een gezonde bodem inzien?

“Als boeren kunnen we de bodem verbeteren, zoals dat altijd gedaan is door flinke hoeveelheden koolstof toe te voegen aan de bodem. Nederland heeft voldoende mest, maar de mest moet verbeterd worden met koolstof.

Normaal gesproken is de hoeveelheid mest en koolstof bij grondgebonden veehouderij in balans met de bodemecologie. Door de intensieve manier van veehouderij in Nederland wordt de balans van de bodem verstoord en dat is schadelijk.”

Hoe kan de overstap gestimuleerd worden naar een duurzamere manier van werken?

“De huidige manier van werken is niet in één dag gekomen, dus dat verander je ook niet in één dag. Ik bezoek in Nederland boerderijen die voor een andere benadering kiezen en het is verrassend om te zien hoeveel daarin succesvol zijn.

Ze verkopen lokaal en produceren gebaseerd op kwaliteit. Innovatie en verandering komt niet van bovenaf, maar door individuele bottum-up initiatieven. Deze boeren zijn de trekkers van een andere aanpak.”

Er is nog een grote groep die moet volgen. Hoe krijgen we die mee?

“Over het algemeen veranderen mensen pas als ze echt moeten. Het is moeilijk in te schatten waar het omslagpunt naar een grootschalige verandering zit. De geschiedenis laat zien dat dit vaak tijden van crisis zijn.

Als het systeem waarin je werkt in de kern niet duurzaam is, bijvoorbeeld doordat er veel energie gebruikt wordt of omdat veevoer over lange afstanden wordt aangevoerd, komt de kwetsbaarheid soms uit onverwachte hoek.”

Hoe kun je het proces van bottum-up innovatie stimuleren?

“Innovatie is afhankelijk van de kleine ondernemer. Innovatie vereist kleine prototypes. Stel dat ik een kip kan fokken zonder gebruik van antibiotica en zonder te wassen in een chloorbad. Dan is het lastig om een klein aantal van deze kippen op de markt te brengen, zonder dat ze eerst door de overheid gekeurd moeten worden. Die keuring kost veel geld. Daardoor is het als kleine ondernemer lastig om op de markt komen met mijn innovatieve product.”

Maakt u op Polyface Farm ook gebruik van moderne technologie, zoals precisiebemesting en drones?

“Ja, wij maken onder andere gebruik van elektronische omheiningen. Met een zender om de nek worden de koeien via GPS op een bepaald deel van het perceel gehouden. Ze krijgen een signaal als ze over de grenzen heen gaan. Hierdoor is geen fysieke afscheiding nodig en de beweiding gaat veel efficiënter. 

Daarnaast hebben we bij de online verkoop veel tijd en geld geïnvesteerd in de ontwikkeling van speciale interfaces. We zijn zeker niet tegen moderne techniek, maar we gebruiken alleen technieken die de natuurlijke processen eerbiedigen.”

Tot slot, hoe belangrijk is dierwelzijn voor u?

“Heel belangrijk! We maken zelfs t-shirts met “I respect the pigness of the pig”. Dat is een mooie stap terug naar wat ik in het begin vertelde over de bio-industrie, waarbij alleen gekeken wordt naar ‘hoe krijg ik zo snel en goedkoop mogelijk een zo vet en zo groot mogelijk varken’.

Weinigen vragen zich af hoe we ervoor zorgen dat de varkens het naar hun zin hebben. Op onze boerderij hebben we juist ontdekt dat, als je de dieren gelukkig maakt, ze geen vaccinaties en medicijnen nodig hebben. Ook hebben ze een betere voedingswaarde en smaken ze beter als ze in hun leven goed zijn behandeld.

Een groot deel van de roep om minder vlees te eten, wordt veroorzaakt door de manier waarop er met dieren wordt omgegaan in de bioindustrie. We moeten dieren de kans geven om natuurlijk gedrag te vertonen, onder andere door beweiding.

Wij gebruiken op Polyface Farm bijvoorbeeld varkens om de compost te keren. Daarnaast volgen de kippen de koeien tijdens het grazen om vliegen uit de mest te pikken. Daardoor verspreiden ze de mest over de bodem. Als dieren zo hun steentje kunnen bijdragen, dan zijn het geen karbonades en kippenpoten meer, maar teamgenoten. Een hele mooie symbiose tussen mens en dier.”