De bodem als spons
Het lijdt geen twijfel dat het belang van een goede bodem bij elke boer wel tussen de oren zit; een goede bodem vormt immers de basis. Kennisuitwisseling met andere boeren?
Ook dat is niet nieuw. Bewijs daarvan zijn de studiegroepen die al jaren bestaan. Maar hoe krijgen deze boeren nu echt praktische handvatten voor bijvoorbeeld het verduurzamen en het verbeteren van de vruchtbaarheid van de bodem op het eigen bedrijf?
Verhogen organische stofgehalte
Saskia Veldman (DLV Advies) had daar wel ideeën bij. In 2016 is zij als projectleider van het POP-project ‘De bodem als spons’ gestart met een groep melkveehouders uit Overijssel. De veehouders die ‘gangbaar’ boeren op zandgrond wilden het organische stofgehalte in de bodem laten toenemen.
De positieve effecten van het verhogen van het organische stofgehalte zijn onder andere vergroting van het waterbufferend vermogen en verkleining van de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmaatregelen.
Ook gaat een hoger organisch stofgehalte de mineralenuitspoeling van de bodem tegen. In praktijk kwam het erop neer dat vijf toepassingen hieraan kunnen bijdragen: kunstmest uit drijfmest, hergebruik van bermmaaisel, fermenteren van organische reststromen (bokashi), gebruik van groen fosfaat en de koolstofkringloop in beeld brengen.
Aan de slag op het eigen bedrijf
Maar wat werkt voor wie? Veldman: “Dat is dus de kern van dit project. We hebben de studiegroep van melkveehouders – die wij al begeleiden – een plan voorgelegd om hiermee op het eigen bedrijf aan de slag te gaan.
We hebben workshops, trainingen en demonstraties georganiseerd en deelnemende boeren konden de toepassingen op hun eigen bedrijf testen. Het was enorm inspirerend om bij de deelnemers en de adviseurs gaandeweg steeds meer enthousiasme te ziet ontstaan.”
Kennisdelen en verbinden
‘De bodem als spons’ was een project dat POP-subsidie heeft gekregen als maatregel 1 project (kennisoverdracht). Is de kennis uit dit project verder verspreid? Veldman vertelt: “Op het gebied van de bodem hebben we verschillende projecten lopen, elk met weer een eigen uitdaging. In Flevoland is dat het project ‘Bodemkwaliteit met koolstofkringlopen’ een project met zowel akkerbouwers als melkveehouders.
In Utrecht is er een project ‘Koolstof Kringlopen’ waar zowel gangbaar als biologische boeren in zitten die te maken hebben met zand-, klei- en veengrond.. Om de opgedane kennis uit deze projecten te delen, hebben we verschillende activiteiten georganiseerd.
Ook is verbinding met andere projecten gezocht, bijvoorbeeld met de Overijsselse melkveehouders in het project ‘Vruchtbare kringloop Overijssel’ van LTO.” Veldman geeft echter aan dat er toch nog een uitdaging ligt om de kennis landelijk te delen. Een boer gaat toch het liefst op het eigen bedrijf aan de slag en de reisafstand naar een andere provincie is vaak lastig met een druk bedrijf. Het blijft voor een boer een afweging of het de moeite waard is om op pad te gaan.
POP3: hobbelig, maar mooi instrument
Welke hobbels heeft Veldman ervaren bij de subsidieaanvraag zelf? Veldman: “Op het moment van de aanvraag hebben we met gemotiveerde deelnemers een plan opgeschreven maar pas na goedkeuring, wat vaak een half jaar later is, kunnen we echt aan de slag. Het is dan best lastig om iedereen enthousiast te houden en bovendien kan de situatie in een half jaar ook veranderd zijn.
Daarnaast waren er regels en details die je in het oog moet houden bij het organiseren van bijvoorbeeld een bijeenkomst. Staan de foto’s en de juiste logo’s in de uitnodiging? Hebben we op het bord het ELFPO-logo staan?
Maar alles bij elkaar genomen is de subsidie natuurlijk een mooi instrument voor boeren om zelf met innovaties aan de slag te gaan en de kennis daarover onderling te delen.”