Stikstof- en klimaatopgaven veenweide en N2000
In bepaalde gebieden in Nederland zijn de uitdagingen voor toekomstbestendige landbouw extra groot. In veenweidegebieden hebben we te maken met bodemdaling en de uitstoot van CO2. Het verhogen van het waterpeil in veenweidegebieden voorkomt dit en draagt fors bij aan de klimaatdoelstellingen. Rondom N2000-gebieden spelen problemen rond verdroging, vermesting en verzuring, waarvoor extensiveren en ander landgebruik een oplossing kunnen bieden.
Dat vraagt een enorme omschakeling van boeren en gebiedspartijen in zo’n gebied. Met het GLB-instrument 'Samenwerking veenweiden en N2000' kunnen zij anticiperen op deze veranderingen en experimenteren met andere vormen van landbouw om zo toekomstperspectief voor de agrarische bedrijven te realiseren. Deze regeling helpt bovendien om de verschillende andere instrumenten uit het GLB handig te combineren.
Waar wetgeving vraagt van boeren om de bedrijfsvoering aan te passen, wil het GLB de toekomstbestendige ontwikkeling van deze boeren ondersteunen.
Deze regeling kent twee elementen:
- Voorbereiding: steun voor het maken van een integraal gebiedsplan om tot een duurzamere, meer biodiverse en natuurinclusieve landbouw en andere vormen van landgebruik te komen.
- Uitvoering: meerjarige steun voor coördinatie, delen van kennis, beheer en investeringen ten bate van de uitvoering van dit plan.
Experimenteergebieden Veenweide
Het verhogen van het peilbesluit in veenweidepolders is een proces dat tijd vraagt om voor te bereiden en door te voeren. Steun voor boeren in aangewezen gebieden waar het peilbesluit hoger is dan in sterker ontwaterde gebieden, kan nu als tussenoplossing in deze interventie worden vergoed. Dit kan gaan om vrijwillige gebiedsprocessen en/of in samenwerking met overheden.
Experimenteergebieden Overgangsgebieden Natura 2000
De selectie van overgangsgebieden is gericht op die Natura 2000-gebieden die stikstofgevoelig zijn. Als zoekgebied wordt een breedte rondom het N2000-gebied gehanteerd van 400 meter – 2 kilometer. De inzet is om de natuurherstelmaatregelen (verdroging, vermesting en verzuring) te combineren met andere maatregelen en dus ook andere doelen mee te nemen. Te denken valt aan koolstofvastlegging (blijvend grasland, agroforestry), droogte (klimaatadaptatie), versterking groenblauwe dooradering (versterking leefgebied voor soorten en habitatten uit de Vogel- en Habitat Richtlijn), weerbare teelten en verbeteren waterkwaliteit.
Voor wie?
Dit instrument volgt een gebiedsgerichte aanpak. Vandaar dat begunstigden altijd samenwerkingsverbanden zijn, zoals boeren of collectieven, grondeigenaren, grondgebruikers, landbouworganisaties, natuur- en landschapsorganisaties en andere natuurlijke en rechtspersonen die bijdragen aan de doelen van het gebiedsplan. Daarbij kunnen ook regionale en lokale overheden als rechtspersoon deelnemen aan het samenwerkingsverband. Zij kunnen echter niet voor subsidie in aanmerking komen.