Samen werken aan de nutriëntenkringloop Kromme Rijnstreek
Een veehouder met een mestoverschot belt de mesthandelaar, een fruitteler die meststoffen nodig heeft koopt kunstmest. Zo gaat het over het algemeen in de praktijk. Dat zij iets voor elkaar zouden kunnen betekenen, is óf niet bekend, of ze weten elkaar niet zo 1-2-3 te vinden. Het project Nutriëntenkringloop Kromme Rijnstreek brengt daar verandering in.
De Kromme Rijnstreek is een divers gebied met veel fruittelers en veehouders. Grote hoeveelheden mest gaan de regio uit, terwijl fruittelers veel kunstmest inkopen. Fruitteler Cornelis Uijttewaal, een van de vier initiatiefnemers van dit project, kwam tot het besef dat daar verandering in moest komen. Hij kwam in contact met Dirk Keuper van het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) en samen zagen ze mogelijkheden. Zo startte in het najaar 2017 het project Nutriëntenkringloop Kromme Rijnstreek met in eerste instantie twee fruittelers en twee melkveehouders. Inmiddels bestaat de groep uit twintig agrariërs en de hoeveelheid mest die in de samenwerking wordt gebruikt, groeit nog steeds.
Mestmarktplaats
Om zo’n project te doen slagen, moeten niet alleen de partijen elkaar weet te vinden, er is ook iemand nodig die de kar trekt en vraag en aanbod bij elkaar brengt. Die taak vervult Keuper, samen met zijn collega Eric Hees. “We houden jaarlijks een ‘mestmarktavond’ waarop we iedereen bij elkaar roepen en vraag en aanbod afstemmen. We inventariseren typen mest, hoeveelheden, gehaltes, gewenste periodes en koppelen partijen aan elkaar. Dat is altijd een heel gezellige avond. Helaas kan dat door corona nu even niet.”
Een-op-een
Zo’n project vraagt om flexibiliteit, goed met elkaar afstemmen en goed plannen. Vertrouwen in elkaar en weten wat je aan elkaar hebt, is hierin uiterst belangrijk, weet Keuper. “De contacten tussen fruitteler en veehouder zijn daarom veelal een-op-een relaties. Dat heeft het grote voordeel dat de fruitteler mest krijgt met een vrij constante samenstelling. Bij een handelaar moet je maar afwachten wat je precies krijgt.”
Een praktisch probleem bleek het aanbrengen van de dierlijke mest in de boomstrook. Er was een smalle kar nodig die tussen de bomenrijen door kon. Keuper: “Zo’n kar hebben we speciaal laten ontwerpen en bouwen. Deze past achter een smalspoortrekker in de boomgaard, ook bij een afgedekte teelt als bessen.”
Toekomst
Het project in deze regio loopt heel goed en Keuper ziet ook mogelijkheden voor andere regio’s, op voorwaarde dat er iemand is die de kar trekt. “Maar bovenal moeten de boeren er echt voor willen gaan. Het doseergemak en precisiewerk van kunstmest is groot, maar besef wel dat dierlijke mest de bodemkwaliteit en het organische stofgehalte van de grond sterk verbetert. Zoiets is niet in geld uit te drukken.” Eind april loopt dit project af. En dan? Keuper: “Onze groep is erg enthousiast en er is aandacht voor van buitenaf. Daarom proberen we het voort te zetten onder een andere vlag, bijvoorbeeld het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). Verhoging van het organische stofgehalte geeft immers ook minder uitspoeling. Er zijn fruittelers al langere tijd mee bezig en die hebben nu een substantieel betere grond. We willen er dus zeker mee doorgaan.”